vrijdag 20 juni 2008

Trivia

De laatste dagen heb ik weinig tijd gehad om berichten te plaatsen. Enerzijds zijn er (veel) examens te verbeteren en anderzijds moet er nog een essay geschreven worden over terrorisme. Maar geen nood, volgende week zou dat allemaal achter de rug moeten zijn en kan ik me weer overgeven aan het lezen van zelfgekozen literatuur en aan het schrijven er over. Tussendoor toch even de tijd gehad om te bladeren in Sokals "Beyond the hoax" en gezien dat in de index de Templeton Foundation is opgenomen. Dit instituut is opgericht door een Amerikaanse miljardair en sponsort allerlei wetenschappelijk onderzoek. Dit lijkt op het eerste zicht weinig spectaculair, maar hun agenda is nogal ideologisch gestuurd: verdediging van het geloof, verheerlijking van de vrije markt, steun aan de fundamentalistische evangelische organisaties in de VS, ... . Het verwondert mij dan ook dat zovele befaamde wetenschappers, filosofen en onderzoeksgenootschappen hun kritische zin laten varen en geld aanvaarden van dit instituut. Omdat de Templeton Foundation nu ook binnen de wiskunde een onderzoeksprogramma heeft opgezet (en ondermeer het Gödel Centenary 2006 Colloquium mee sponsorde), was ik van plan om een opiniestuk te publiceren in een of andere wiskundetijdschrift om te wijzen op de ideologie van de Templeton Foundation. Wegens tijdsgebrek (en de lauwe reactie van een aantal collega's met wie ik over dit idee praatte) is dit nog niet gebeurd. Misschien doe ik dat later nog wel een keer, maar ondertussen ben ik wel benieuwd wat Sokal hierover te zeggen heeft.

maandag 9 juni 2008

Spijt hebben

Net terug van een vermoeiend maar leuk koorweekeinde en dus weinig tijd gehad om te lezen of berichten te posten.

Ik denk dat ik de lezing van Badiou's "De ethiek" zal stopzetten. Bij het lezen van de eerste twee hoofdstukken heb ik me vooral geërgerd aan de overdaad aan retoriek en het gebrek aan argumenten. Het heeft weinig zin om een boek te lezen als bij de lectuur de ergernis nooit ver weg is. Misschien probeer ik later nog wel eens een hoofdstuk te lezen. Maar, ondertussen is er ander leesvoer gearriveerd. Blackburns "Lust" en Honderichs "The Philosophers" zijn vrijdag aangekomen. Ik heb enkel tijd gevonden om deze middag op de trein het eerste hoofdstuk van Blackburns "Lust" te lezen en dat ziet er in ieder geval veelbelovend uit.

Tijdens het doorbladeren van de weekendeditie van De Morgen viel mijn oog op een lang interview met een gewezen Oostfrontstrijder. De man had een typisch "zwart" parcours gereden: Waffen-SS, tot in de laatste dagen van de oorlog gevochten aan Duitse zijde, na de oorlog een tijdje ondergedoken maar toch veroordeeld voor collaboratie en tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld (waarvan één jaar effectief), vervolgens politiek actief bij de Volksunie en nu sympathisant van N-VA. Op de vraag of hij spijt had, antwoordde nee. Hij vond dat hij geen spijt moest hebben want hij had gehandeld in overeenstemming met zijn politieke overtuiging. Anders gezegd hij had geen spijt omdat hij tijdens de oorlog niet opportunistisch was geweest.

Ik vermoed dat de Oostfronter hiermee ook impliceert dat er hem vanuit moreel oogpunt niets te verwijten valt (anders bevindt hij zich in de schizofrene situatie dat hij enerzijds geen spijt heeft van wat hij heeft gedaan, maar anderzijds toch vindt dat hij op moreel vlak is tekort geschoten). Deze redenering doet toch wel de wenkbrauwen fronsen. Het feit dat je niet handelt uit opportunisme is toch geen reden om jezelf van elke morele blaam te zuiveren. Het feit dat deze oostfronter handelde vanuit een verwerpelijke ideologie en door zijn handelen de Duitse misdaden heeft vergemakkelijkt, is voor hem geen reden om spijt te betuigen. Als we deze redenering echter veralgemenen dan moeten we het grootste deel van alle oorlogsmisdadigers van alle morele blaam zuiveren.

Ik denk dat de oostfronter hier geen onderscheid maakt tussen verschillende redenen waarom je spijt kan hebben. Je kan zoals de Oostfrontstrijder geen spijt hebben omdat je in overeenstemming met je geweten of politieke overtuiging gehandeld hebt. Hier wordt niet zozeer de handeling als wel het (morele) karakter van de actor beoordeeld. Maar dit betekent nog altijd niet dat je daarom niets verwerpelijk hebt gedaan. Ook personen met een hoogstaand moreel karakter kunnen moreel verwerpelijke daden stellen. Hierbij kan het morele gehalte van hun karakter niet worden ingeroepen om hun te zuiveren van alle blaam.

Dit onderscheid lijkt de Oostfrontstrijder te negeren. Maar misschien beseft hij zelf wel dat zijn verdediging op basis van zijn hoogstaand moreel karakter niet helemaal voldoet, want later in het interview geeft hij nog een verdediging van zijn collaboratie gebaseerd op de gevolgen van zijn daden. Hij vindt dat zijn strijd aan de zijde van Nazi-Duitsland tijdens WO 2 positieve resultaten heeft opgeleverd: dankzij deze strijd zijn de Sovjets niet verder doorgedrongen in Europa! Dit is natuurlijk nonsens. Ook als je de overtuiging hebt dat de de Sovjet-invloed in Europa een slechte zaak was, dan kan je niet ontkennen dat het Duitse agressie was die er voor zorgde dat Sovjets deze invloed kreeg. Immers zonder Duitse agressie geen bezetting van Europa en dus ook geen nood aan bevrijding door de geallieerden. Dus het is niet dankzij, maar wel door de agressie van Nazi-Duitsland en dus van de Oostfronter, dat de Sovjets hun invloed hebben kunnen laten gelden.

Ik vrees dat de Oostfrontstrijder om allerlei redenen gewoon een overtuigd fascist was, maar het nu moielijk heeft omdat toe te geven.

woensdag 4 juni 2008

Badiou's ethiek: God en oneindige verzamelingen

In het tweede hoofdstuk bekritiseert Badiou de ethiek van Levinas. Deze ethiek is een ethiek van het verschil, een ethiek van de Ander. Dit in tegenstelling tot de klassieke ethische stelsels die allemaal gebaseerd zijn op het Zelfde (de terminologie komt van Levinas). De basis voor deze alteriteit is te vinden in de religie. Maar, aldus Badiou, een ethiek van het verschil is irrelevant want niet het Andere maar wel het Zelfde is problematisch! Maar dit betekent dat de religie niet als grondslag voor de ethiek kan dienen. Voor Levinas' ethiek betekent dit dat na het verdwijnen van de religieuze basis, ze herleid wordt tot een "kleffe brij". Of zoiets...

Over bovenstaande heb ik weinig te zeggen omdat ik van Levinas' filosofie weinig kaas gegeten heb. Ik weet dus niet of Badiou's betoog steek houdt.

So far so good.

Dan komt echter een hilarische stukje woordenkramerij dat ik hier maar volledig citeer:

"Laten we onze eigen axioma's poneren. God bestaat niet. Wat ook kan worden verwoord als: het Ene bestaat niet. De meervoudigheid 'zonder-het-ene' - want elke meervoudigheid is op zijn beurt niets anders dan een meervoudigheid van meervoudigheden - is de wet van het zijn. Het enige punt van stilstand is de leegte. Het oneindige, zoals Pascal wist, is de banale werkelijkheid van elke situatie, en niet het predikaat van een transcendentie. Want het oneindige, zoals Castor [sic, hier wordt Cantor bedoeld] liet zien toen hij de verzamelingenleer ontwierp is niets anders dan de meer algemene vorm van het meervoudig-zijn (l'être-multiple)."

Los van de onbelangrijke terminologische kwestie dat het niet-bestaan van God als een axioma (i.e. niet bewezen veronderstelling) wordt gepresenteerd en vervolgens toch "bewezen" wordt, roept dit fragment toch een aantal vragen op. Wat bedoelt Badiou met "meervoudigheden"? Aangezien hij in het fragment naar meervoudigheden bij Cantor verwijst, bedoeld Badiou naar alle waarschijnlijkheid verzamelingen. Vervolgens beweert Badiou dat elke meervoudigheid/verzameling steeds bestaat uit een meervoudigheid/verzameling van meervoudigheden/verzamelingen. Dit is niet correct. Verzamelingen kunnen worden opgebouwd vanaf de ledige verzameling. Zo is de "meervoudigheid" die bestaat uit de ledige verzameling, geen meervoudigheid van meervoudigheden, maar wel een meervoudigheid van ledigheden. Dit betekent dat Badiou's tegenstelling tussen meervoudigheid en het ene op niets berust (het is zelfs zo dat er een model van de verzamelingenleer bestaat waar alle verzamelingen/meervoudigheden zijn opgebouwd uit één basisverzameling (het Ene), nl. de ledige verzameling - vandaar deze tip voor een beginnende continentale filosoof: gebruik deze opmerking om te "bewijzen" dat God bestaat en aan alles deel heeft, uw carrière zal er waarschijnlijk goed bij varen). Blijkbaar volgt Pascals opvatting - dat het oneindige naar niets transcendents verwijst - uit Cantors vaststelling dat "oneindigheid" een "algemenere vorm" van het "meervoudig zijn" is. Ik vermoed dat Badiou hier verwijst naar een wiskundige techniek, ontdekt door Cantor, die toelaat om uit een bestaande verzameling een grotere verzameling te construeren. Als deze techniek inductief wordt toegepast kan men, startende van een eindige verzameling/meervoudigheid een oneindige verzameling construeren. Wat dit echter met Pascals opvatting te maken heeft, blijft een raadsel.

Badiou, die zelf wiskundige is en graag met zijn wiskundige kennis pronkt, kent dus blijkbaar niet zo veel van verzamelingenleer. Dit is echter niet het meest problematische aan dit citaat. Wat wel vreemd is, is dat hij meent aan de hand van de verzamelingenleer te kunnen bewijzen dat God niet bestaat. Wat nog vreemder is, is dat hij denkt dat een uiterst technische wiskundige discipline zoals de verzamelingenleer relevant zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van een ethiek. Mocht een analytische filosoof dergelijke uitspraak doen, hij zou onmiddellijk (terecht) beschuldigd worden van overdreven sciëntisme. Wanneer een befaamd Frans filosoof dergelijke boodschap (onbewust) verpakt in een woordenbrij waarvan de betekenis niet echt duidelijk is, dan kraait er geen haan naar ... .

dinsdag 3 juni 2008

Badiou's ethiek. Bestaat de Mens?

Na de drie inleidingen (die in een vorige bericht aan bod kwamen) heb ik nu ook het eerste hoofdstuk, met als titel "Bestaat de Mens?", van Badiou's "De ethiek" gelezen. Ik vrees dat dit hoofdstuk aan hetzelfde euvel leidt als de inleidingen: een overdaad aan extravagante filosofische claims zonder enige vorm van argumentatie.

In dit hoofdstuk tracht Badiou aan te tonen dat de ethiek (en de filosofie) die de grondslag vormt voor de mensenrechten fundamenteel verkeerd is. Concreet betekent dit een aanval op de Verlichtingsfilosofie (alweer...). In eenzelfde beweging zal hij een begin maken met het verdedigen van een ethiek die gebaseerd is de dood-van-het-Subject-filosofie.

Maar wat is nu precies die anti-humanistische filosofie? In de eerste paragraaf wordt verwezen naar het werk van Lacan, Foucault en Althusser zonder dat echt wordt duidelijk gemaakt waarover het nu precies gaat . Een zin zoals "... dat de Mens, beschouwd als subject, een historische geconstrueerd begrip is dat tot een welbepaald regiem van het discours behoort, geen tijdloze evidentie die de grondslag kan vormen voor rechten of voor een universele ethiek" geeft wel de tendens aan van wat er schuil gaat achter de anti-humanistische filosofie, maar zonder enige vorm van argumentatie is stelling redelijk nietszeggend (merk op dat het boekje bestemd is voor Franse scholieren en studenten!). Maar als de Mens een historische geconstrueerd subject is (en als we veronderstellen dat - dit wordt niet expliciet vermeld door Badiou maar is wel nodig wil zijn argument enige kracht hebben - deze historische periode nu achter de rug is) betekent dit dan niet dat de mens als handelend subject irrelevant geworden is? Anders gezegd, moet uit dergelijk anti-humanisme niet de conclusie getrokken worden dat elke mogelijkheid tot politiek verzet en actie is gemarginaliseerd? Badiou stelt ons echter direct gerust, dergelijk einde van het subject hoeft niet tot passiviteit te leiden. Immers, Foucault, Lacan en Althusser waren juist zeer actief in het verzet tegen de heersende politieke orde. En dus is het

"in feite [...] een uitgemaakte zaak dat de thematiek van 'de dood van de Mens' compatibel is met rebellie, met radicaal ongenoegen over de gevestigde orde en met onvoorwaardelijk engagement in hte reële van situaties, terwijl daarentegen het thema van ethiek en mensenrechten compatibel is met het zelfvoldane egoïsme van de Westerse rijken, met reclame en met dienstbaarheid aan de zittende machten."

Wat dergelijke opmerkingen moeten aantonen is niet helemaal duidelijk. Is het niet eveneens een "uitgemaakte zaak" dat de "thematiek van ethiek en mensenrechten" compatibel is met "rebellie" en met "onvoorwaardelijk engagement in het reële van situaties"? Het is niet helemaal duidelijk of Badiou dat laatste nu ontkent of niet. Ik heb de indruk dat hij probeert aan te tonen dat dergelijke humanistische mensenrechten-ethiek per definitie leidt tot "het zelfvoldane egoïsme van de Westerse rijken" en "dienstbaarheid aan de zittende machten".

Een dergelijk argument wordt ontwikkeld in het verdere verloop van dit hoofdstuk, maar de resultaten zijn zeer pover. Zover ik kan zien (Badiou's taalgebruik en bizarre manier van redeneren maken het volgen van zijn "argumenten" niet eenvoudig) is de kern van zijn argument het volgende: Westerse mogendheden begaan de gruwelijkste wreedheden en verechtvaardigen deze door te verwijzen naar de universele mensenrechten; dus moet er wel iets fout zijn met de mensenrechten en de filosofie waarop deze gebaseerd is. Opdat deze redenering echter zou kloppen moet Badiou tenminste aannemen dat de machthebbers die het bevel geven tot dergelijke acties terecht een beroep doen op de mensenrechten. Dit wil zeggen dat Badiou aanneemt dat
- deze acties wel degelijk worden ondernomen vanuit een bezorgdheid om de mensenrechten
en
- dit beroep op mensenrechten terecht is, d.w.z. niet berust op een verkeerde interpretatie van de mensenrechten of een foute inschatting van de situatie waarin mensenrechten zouden geschonden worden.
Voor Badiou zijn onze machthebbers niet alleen ethisch exemplarisch (ze liegen nooit over hun motieven), ook op cognitief vlak zijn ze ver verheven boven de gewone stervelingen (ze maken immers nooit foute inschattingen e.d.)!? De hyperkritische filosofie van Badiou lijkt dus toch niet zo kritisch te zijn: hij gelooft Bush & co op hun woord als ze zeggen ten strijde te trekken voor democratie en mensenrechten. Maar juist omdat hij dergelijke dingen zomaar gelooft, moet hij wel allerlei extravagante claims maken op een kritiek op de huidige ideologische orde mogelijk te maken.

Ik wil hiermee niet beweren dat, ook zonder het politieke misbruik van de mensenrechten, een overdreven focus op mensenrechten onproblematisch is. Ik denk dat in zoverre dergelijke overdreven, ééndimensionale preoccupatie met mensenrechten - meestal wordt dan nog alleen aandacht besteed aan de het eerste (politieke) luik van de mensenrechtenverklaring en niet aan het tweede (sociaal-economische) luik - ten koste gaat van andere belangrijke linkse principes (bv. ecconomische rechtvaardigheid door socialisatie van de productiemiddelen) , ze inderdaad inderdaad nefast is, en leidt tot een moralistische kijk op de wereld (een terecht verwijt van Badiou aan een deel van de linkerzijde). Dit betekent echter niet dat de mensenrechten daarom irrelevant zijn voor een politiek denken dat zich kritisch opstelt ten opzichte van de huidige neoliberale wereldorde. Voor analyses over gebruik en misbruik van de mensenrechten die veel pertinenter zijn dan die van Badiou kan men terecht bij o.a. Chomsky, maar ook bij de Belgische fysicus Jean Bricmont (o.a. in zijn boek "Impérialisme humanitaire: Droits de l'homme, droit d'ingérence, droit du plus fort?" dat recent in een Nederlandse vertaling is verschenen bij uitgeverij EPO)

maandag 2 juni 2008

Badiou's ethiek. Mensenrechten

Op aanraden van een collega-wiskundige heb ik me zaterdag Badiou's "De ethiek" aangeschaft. Ik was wel geïntrigeerd door de positieve opmerkingen die hij erover maakte. Het zou gaan om een kritiek op de mensenrechten gebaseerd op de dood van het subject. Vermits ik die "dood van het subject"-filosofie nooit heb begrepen dacht ik dat het de moeite was om dit boekje te lezen in de hoop iets bij te leren.

Ik heb net de drie inleidingen (de inleiding tot de eerste Franse editie en de inleidingen tot de Engelse en Griekse editie) achter de kiezen. Over de inleidingen kan ik kort zijn: hier wordt er gegoocheld met veralgemeningen, worden politieke stellingnames verward met filosofische argumentatie, ... . Een voorbeeld om de teneur ervan weer te geven:

"... was in mijn ogen niets anders dan een terugkeer naar maar al te herkenbare reactionaire clichés: het primaat van de ethiek over de politiek; de zekerheid dat het burgerlijke Westen superieur is aan de rest van de wereld; het bestaan van een zogenaamde 'menselijke natuur' en van de rechten die met de natuur verbonden zijn; vulgair anti-communisme ..."

Hier wordt een misleidende tactiek gebruikt ("guilt by association"): tussen een aantal reactionaire politieke posities duikt plots een filosofische stelling op. Geïmpliceerd wordt dat de aanhangers van deze filosofische positie, politiek reactionairen zijn. En dit alles zonder enige vorm van argumentatie!!

Misschien volgt er in het boekje een of andere argumentatie, maar het lijkt me vrij moeilijk om een noodzakelijk verband te leggen tussen filosofische stellingnames enerzijds en politieke stellingnames anderzijds. Er is in ieder geval al één tegenvoorbeeld te geven voor Badiou's claim: Chomsky gelooft in het bestaan van een "menselijke natuur", maar het is absurd om Chomsky's politiek overtuigingen als reactionair te omschrijven. (Over het bestaan van de menselijke natuur en de betekenis daarvan voor politieke actie, hebben Chomsky en Foucault in de jaren zeventig uitvoerig gedebatteerd. Dit debat is te bekijken op Youtube; ook een transcriptie van het debat is beschikbaar)

Ik ben het met veel van Badiou's politiek stellingen ééns (veroordeling van de Westere interventies in ex-Joegoslavië, veroordeling van de Iraakse blokkade uit de jaren negentig, afschaffing van de N.A.T.0. e.d.), maar ik zie niet goed in waarom hij deze verdedigt op basis van dergelijke extravagante filosofische claims. Wat Badiou hier doet is het vermengen van twee discussies die niets met elkaar te maken hebben.

Dergelijke hoogdravende inleidingen moeten waarschijnlijk dienen om het publiek te verleiden tot de aankoop van het boekje (enerzijds zware kritiek leveren op het "kapitalo-parlementarisme", maar als er boeken moeten worden verkocht wel vrolijk het kapitalistische verleidingsspel meespelen... is dat wel ethisch?) maar op mij hebben ze eerder het omgekeerde effect. Na het lezen ervan heb ik veel zin om het boekje ongelezen in de kast terug te zetten. Ik zal echter nog eventjes op mijn tanden bijten en alvast het eerste hoofdstuk lezen. Meer hierover later.